Volgens mij zit er een foute vraag in het allereerste hoofdstuk van de Theorie B.
In de theorie word nergens vermeld welke snelheid geld buiten de bebouwde kom. Het enige dat wél vermeld word, is de snelheid die geld buiten de bebouwde kom op een autoweg.
Daar zegt men het volgende:
Dus men zegt hier wat de snelheidsregels zijn indien de bestuurder zich op een autoweg bevind.1. Wat is een autoweg?
Een AUTOWEG is een openbare weg waarvan het begin is aangeduid met het verkeersbord F9 en het einde met het verkeersbord F11.
...
3. Snelheid op een autoweg buiten de bebouwde kom:
(Tip ex) Zijn er twee of meer rijstroken in elke richting en zijn deze rijstroken gescheiden door een wegmarkering (witte lijn, verdrijvingsvlak), dan is de maximaal toegelaten snelheid: 90 km/uur.
(Tip ex praktijk) Er wordt op een autoweg geen minimumsnelheid opgelegd.
Toch verbiedt het verkeersreglement dat men nodeloos abnormaal traag rijdt en zo een hinder vormt voor andere bestuurders.
(Tip ex) Zijn er twee of meer rijstroken in elke richting en zijn deze rijstroken gescheiden door een middenberm, dan is de maximaal toegelaten snelheid: 120 km/uur.
(Tip ex praktijk) Er wordt op een autoweg geen minimum snelheid opgelegd.
Toch verbiedt het verkeersreglement dat men nodeloos abnormaal traag rijdt en zo een hinder is voor anderen.
Bij het proefexamen, vraag 24, zie je het volgende:
Er staat nergens aangegeven dat het gaat om een autoweg, dus de regels betreffende de autoweg zijn hier niet van toepassing. Maar het probleem is dus, welke regels zijn er dan wél van toepassing? Als er in het hoofdstuk nergens melding is gemaakt van de algemeen geldende snelheid buiten de bebouwde kom, kan men die toch ook niet weten?
In een later hoofdstuk staat dat wél vermeld, maar aangezien jullie aanraden om de hoofdstukken van boven naar beneden door te nemen, kan je dat dus nog niet weten.