Hallo,
Onder het theoretisch gedeelte "Plaats op de weg" lees ik hetvolgende:
"- De rijbewegingen door de bestuurder van een motorfiets uitgevoerd op het gedeelte van de rijbaan dat hij mag innemen, worden niet als manoeuvres zoals bedoeld in artikel 12.4 beschouwd en vereisen geen gebruik van de richtingaanwijzers. "
Dit vind ik een zeer rare zin. Wat wordt met "rijbewegingen" precies bedoeld?
Als ik het de eerste keer las kwam het over alsof een motorrijder nooit zijn richtingaanwijzers moet gebruiken, uitgenomen bij het afslaan.
Ik neem aan dat hij ze ook moet gebruiken bij het inhalen van een fietser of een bromfietser (indien er geen fietspad is) of bij het inhalen van een auto.
motorfietsen+richtingaanwijzers
-
Jozef
- Medewerker
- Berichten: 3992
- Lid geworden op: 28 mar 2005, 12:02
- Locatie: Schönau am Königssee (D)
Als de helft van de rijbaan of de rijstrook waarop de motorfietser rijdt, bijvoorbeeld 3 meter breed is, dan zal de motorrijder normaal op 2 meter van de rechterkant rijden (volgt hij een andere motorrijder, dan zal hij op 1 meter van de rechterkant rijden; een eventuele volgende motorrijder rijdt dan weer op 2 meter van de rechterkant, enz.).
In een bocht naar rechts zal de motorrijder vóór de bocht zoveel mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden, in het midden van de bocht zoveel mogelijk naar rechts gaan, en bij het uitkomen van de bocht weer zoveel mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden. Dit om de bocht zo ruim mogelijk te nemen.
In een bocht naar links zal de motorrijder vóór de bocht zoveel mogelijk naar rechts gaan, in het midden van de bocht zo dicht mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden (doch opgelet met het overhellen voor een aanrijding met een tegenligger: dat kan nogal wat hoofdpijn veroorzaken), en bij het uitkomen van de bocht weer zoveel mogelijk naar rechts gaan. Dit ook weer om de bocht zo ruim mogelijk te nemen.
De motorrijder maakt hierbij dus telkens een zijdelingse verplaatsing op de rijbaanhelft of rijstrook die hij volgt, zonder dat deze noodzakelijk is om een hindernis voorbij te rijden of een ander voertuig in te halen.
Het zijn enkel deze zijdelingse bewegingen waarbij hij geen richtingsaanwijzers moet gebruiken.
In een bocht naar rechts zal de motorrijder vóór de bocht zoveel mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden, in het midden van de bocht zoveel mogelijk naar rechts gaan, en bij het uitkomen van de bocht weer zoveel mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden. Dit om de bocht zo ruim mogelijk te nemen.
In een bocht naar links zal de motorrijder vóór de bocht zoveel mogelijk naar rechts gaan, in het midden van de bocht zo dicht mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden (doch opgelet met het overhellen voor een aanrijding met een tegenligger: dat kan nogal wat hoofdpijn veroorzaken), en bij het uitkomen van de bocht weer zoveel mogelijk naar rechts gaan. Dit ook weer om de bocht zo ruim mogelijk te nemen.
De motorrijder maakt hierbij dus telkens een zijdelingse verplaatsing op de rijbaanhelft of rijstrook die hij volgt, zonder dat deze noodzakelijk is om een hindernis voorbij te rijden of een ander voertuig in te halen.
Het zijn enkel deze zijdelingse bewegingen waarbij hij geen richtingsaanwijzers moet gebruiken.
-
Kris81
Ok, bedankt. Ik begrijp het nu veel beter. Het heeft dus meer met het bochtenwerk te maken.
Jozef schreef:Als de helft van de rijbaan of de rijstrook waarop de motorfietser rijdt, bijvoorbeeld 3 meter breed is, dan zal de motorrijder normaal op 2 meter van de rechterkant rijden (volgt hij een andere motorrijder, dan zal hij op 1 meter van de rechterkant rijden; een eventuele volgende motorrijder rijdt dan weer op 2 meter van de rechterkant, enz.).
In een bocht naar rechts zal de motorrijder vóór de bocht zoveel mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden, in het midden van de bocht zoveel mogelijk naar rechts gaan, en bij het uitkomen van de bocht weer zoveel mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden. Dit om de bocht zo ruim mogelijk te nemen.
In een bocht naar links zal de motorrijder vóór de bocht zoveel mogelijk naar rechts gaan, in het midden van de bocht zo dicht mogelijk tegen de linkerkant van zijn rijbaanhelft of rijstrook rijden (doch opgelet met het overhellen voor een aanrijding met een tegenligger: dat kan nogal wat hoofdpijn veroorzaken), en bij het uitkomen van de bocht weer zoveel mogelijk naar rechts gaan. Dit ook weer om de bocht zo ruim mogelijk te nemen.
De motorrijder maakt hierbij dus telkens een zijdelingse verplaatsing op de rijbaanhelft of rijstrook die hij volgt, zonder dat deze noodzakelijk is om een hindernis voorbij te rijden of een ander voertuig in te halen.
Het zijn enkel deze zijdelingse bewegingen waarbij hij geen richtingsaanwijzers moet gebruiken.
