Vraag 992 gaat over een verval van recht tot sturen, vraag 994 over een onmiddellijke intrekking. Dat zijn 2 verschillende zaken, zie de theorie pagina, bijna onderaan, de gele kader

Beste,

Bij het oplossen van de oefenvragen aangaande les 6 'speciale plaatsen' ben ik verward door de correctie van de vraag bij een foutieve antwoorden.

Bij vraag 992:
vraag: Je hebt een rijbewijs B.
Wanneer je meer dan (...) km/uur te snel rijdt, zal de rechter een verval tot recht van sturen uitspreken. (woonerf)
antwoord:
"Vanaf meer dan 30 km/uur te snel in een erf of woonerf"

Bij vraag 994:
vraag: Je hebt een rijbewijs B.
Je rijdt voorbij dit bord 73 km/uur. Wat zijn de gevolgen? (bebouwde kom)
A. Je zult enkel een geldboete krijgen.
B. Je riskeert een onmiddellijke tijdelijke intrekking van je rijbewijs.
C. De rechter zal een verval tot recht van sturen uitspreken.

antwoord:
"Je riskeert een onmiddellijke intrekking van je rijbewijs van zodra je méér dan 30 km/u te snel rijdt op autosnelwegen, autowegen en
gewone wegen. Rij je echter in de bebouwde kom, een zone 30, of een woonerf meer dan 20 km/uur te snel, dan riskeer je ook een
onmiddellijke intrekking."

Deze twee antwoorden lijken elkaar tegen te spreken. Zit de nuance hier in de vraagstelling: "De rechter spreekt een verval tot recht van sturen uit" wat pas wanneer men 30km/uur te veel rijdt zo is vs "je riskeert een tijdelijke intrekking" wat vanaf 30km/uur te snel is op autosnelwegen, autowegen en gewone wegen en vanaf 20km/uur te snel in zone 30, bebouwde kom of een woonerf?
Zou u mij soms duidelijkheid kunnen verschaffen over wanneer men precies onmiddellijke intrekking riskeert?

Alvast bedankt,

Charlotte